Zijn vel gloeit
als de zon die twee kokende
rokende kolen in zijn gezicht
heeft geschroeid.
En niets is zo hard
en zo zwart
als de pijn
in de ogen van Heer Halewijn.
Kwartsiet niet,
of de stilte van de woestijn
bij nacht.
Maar zijn mond is zo zacht
als een open wonde,
als een zoete zonde
en roder dan de rode wijn
die het bloed doet vergeten
dat werd vergoten
voor de oude goden.